Maatschappen van medisch specialisten of MSB’s verrichten doorgaans naast hun medisch specialistische diensten ook managementdiensten aan het ziekenhuis. Over die situatie heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden in juni 2022 een interessante uitspraak gedaan. De vraag is vervolgens of deze ook van toepassing is op andere situaties waarbij naast vrijgestelde diensten sprake is van managementdiensten.

UPDATE MEDIO SEPTEMBER: Inmiddels is bekend geworden dat de staatssecretaris géén cassatie heeft aangetekend tegen het arrest van het Hof. Daarmee is deze casus afgedaan in het voordeel van het MSB.

DE CASUS

In de casus die heeft geleid tot voornoemde uitspraak ging het om een maatschap van medisch specialisten die een samenwerkingsovereenkomst (SOK) is aangegaan met een ziekenhuis. Daaruit volgt dat de maatschap twee soorten prestaties verricht, te weten medische diensten en managementdiensten. De managementdiensten bestaan in het algemeen uit het organiseren en coördineren van de zorgdiensten binnen het eigen specialisme. Het betreft met name overleg met diverse organen en functionarissen in en om het ziekenhuis.

Volgens de inspecteur gaat het hier om twee afzonderlijke prestaties, te weten: vrijgestelde medische diensten en naar het 21%-tarief belaste managementdiensten. De maatschap was het hier niet mee eens en was van mening dat de gehele prestatie vrijgesteld is voor de btw.

UITSPRAAK GERECHTSHOF: ÉÉN VRIJGESTELDE PRESTATIE

Om tot een oordeel te komen stelt het Hof twee vragen: 1) Wie is de afnemer van de medische diensten? en 2) Moeten de medische diensten en de managementdiensten worden aangemerkt als één dienst of als meerdere diensten (en wat is de kwalificatie ervan)?

  1. Wie is de afnemer van de medische diensten?

    Het ziekenhuis betaalt aan belanghebbende de vergoeding voor de overeengekomen medisch specialistische diensten en declareert de kosten van de zorgdiensten van zowel het ziekenhuis als van belanghebbende geïntegreerd bij de zorgverzekeraars. Hoewel de patiënt uiteindelijk de begunstigde is van de medisch specialistische diensten, worden deze met het ziekenhuis overeengekomen. Het ziekenhuis geeft dus de opdracht ertoe, en betaalt ervoor aan de maatschap. Het ziekenhuis krijgt weliswaar betaald van de zorgverzekeraar, maar is vrij om keuzes te maken over de inzet van medisch specialistische zorg. Vanwege deze omstandigheden vindt het Hof dat het ziekenhuis de afnemer is van de medisch specialistische diensten van de maatschap en niet de patiënt of de zorgverzekeraar. Hoewel dit puur een btw-arrest betreft, is deze stelling van het Hof natuurlijk opvallend in het kader van de eeuwigdurende discussies tussen artsen en ziekenhuizen over ‘van wie zijn de patiënten c.q. opdrachtwaarden’ eigenlijk.

  2. Moeten de medische diensten en de managementdiensten worden aangemerkt als één dienst of als meerdere diensten (en wat is de kwalificatie ervan)?

    Volgens het Hof zijn de managementdiensten niet zelfstandig, maar moeten ze als bijkomstige diensten bij de medische diensten worden aangemerkt. Het Hof wijst er daarbij op dat de managementdiensten noodzakelijkerwijs voortvloeien uit en nauw samenhangen met de medisch specialistische diensten. In wezen worden de managementdiensten in een geval als het onderhavige enkel uitgesplitst om inzicht te krijgen in de opbouw van de totale vergoeding die belanghebbende van het ziekenhuis ontvangt. Het verrichten van medische diensten en het verrichten van het daar bijkomende management geldt naar het oordeel van het Hof als eenzelfde aan het ziekenhuis verrichte prestatie. Daarbij volgen de managementdiensten het fiscale lot van de hoofdprestatie – te weten het verrichten van medische diensten.

Het Hof oordeelt dus dat de maatschappij één prestatie verricht jegens het ziekenhuis dat als medische dienst moet worden aangemerkt, zodat de vrijstelling voor medische beroepsoefenaars van toepassing is op deze prestatie. Het Hof onderbouwt dit onder meer verwijzend naar vaste jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie in deze. Zie bijvoorbeeld deze (Card Protection Plan Ltd, CPP) en deze Baštová.

GEVOLGEN VAN DE UITSPRAAK

Met deze uitspraak wordt ongewenste btw-druk voorkomen in situaties waarbij managementdiensten noodzakelijkerwijs voortvloeien uit en nauw samenhangen met de medisch specialistische diensten van een maatschap van medisch specialisten of MSB. Dit zal met name moeten blijken uit de samenwerkingsovereenkomst die tussen de maatschap/MSB en het ziekenhuis is gesloten.

AFSLUITING EN OVERWEGINGEN VAN CERVUS

Betekent deze uitspraak dat in alle situaties waarbij naast managementdiensten ook andersoortige diensten (denk geheel willekeurig bijvoorbeeld aan verzekeringsactiviteiten, hypotheekbemiddeling, zorg, onderwijs, e.d.) worden verricht, de managementdiensten altijd opgaan in die overige diensten? Naar onze mening is dat niet de conclusie die uit deze uitspraak getrokken kan worden. Het blijft in dergelijke situaties maatwerk, waarbij alle feiten en omstandigheden in beschouwing moeten worden genomen. Naar onze mening was voor de beslissing van het Hof in deze waarschijnlijk cruciaal dat de managementdienst waren verweven in de SOK. De SOK is in de praktijk dé overeenkomst tussen MSB en het ziekenhuis. Zoals opgemerkt kunnen de overeenkomsten daarbij een belangrijke rol spelen. Wel kan deze uitspraak een extra argument opleveren in soortgelijke situaties. Medio september is bekend geworden dat de staatssecretaris géén cassatie heeft aangetekend tegen de beslissing van het Hof. Dit is enigszins verrassend aangezien het een voor de praktijk interessante rechtsvraag betreft. Anderzijds is het Ministerie kennelijk niet op zoek naar een duidelijke rechtsregel op dit vlak die bij het aantekenen van cassatie zou kunnen wordt gegeven door onze Hoge Raad.

Amsterdam/Zwolle, juni 2022
Jan Pieter van Eck, jpvaneck@cervustax.nl
G
eert Beuker, gwbeuker@cervustax.nl

Delen: