Door een recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ) ontstaan er nieuwe mogelijkheden voor Nederlandse moedermaatschappijen met dochtermaatschappijen in de EU. Onder de Nederlandse regels voor de fiscale eenheid hoeven buitenlandse EU vennootschappen nog steeds niet opgenomen te worden in de fiscale eenheid. Maar aan een fiscale eenheid zijn meer voordelen verbonden, die binnenlandse dochters wel krijgen en buitenlandse dochters niet.

ARREST GROUPE STERIA

Op 2 september 2015 heeft het HvJ een belangwekkend arrest gewezen in de Groupe Steria zaak (C-386/14). Het gaat in deze zaak, kort gezegd, om de vraag of Frankrijk dividenden ontvangen van buitenlandse deelnemingen tegen 5% mag belasten, terwijl het dividend ontvangen van binnenlandse deelnemingen – als gevolg van het Franse fiscale consolidatie regime – in het geheel niet worden belast. Groupe Steria betoogde dat dit een niet geoorloofde beperking vormt onder EU-recht.

Het HvJ oordeelt uiteindelijk dat dit inderdaad een belemmering vormt waarvoor geen rechtvaardiging is. Zij doet dit in een verhelderend arrest. Onder meer door in haar oordeel duidelijk te verwijzen naar haar arrest X Holding van enige tijd geleden, wat vragen opriep in de praktijk. Zo stelt het HvJ dat het feit dat zij in X Holding heeft geoordeeld dat het EU-recht niet verplicht tot een integrale uitbreiding van fiscale consolidatie regimes over de grenzen, niet betekent dat het bestaande regime een ongerechtvaardigde belemmering kan vormen. Zelfs al is de vrijstelling in binnenlandse situaties het gevolg van de Franse consolidatie. Zij oordeelt verder uitdrukkelijk dat het arrest X Holding er ook niet aan in de weg staat dat Frankrijk toch bepaalde voordelen van de fiscale consolidatie (zoals in casu de dividendvrijstelling) ook in grensoverschrijdende situaties moet toestaan. Het HvJ kiest daarmee dus uitdrukkelijk voor een per element benadering.

BELANGRIJK VOOR DE PRAKTIJK

Op grond van het arrest Groupe Steria is het waarschijnlijk zo, dat bepaalde onderdelen in de Nederlandse Vpb wetgeving in strijd blijken te zijn met EU-recht. In dit kader kan aan de volgende zaken worden gedacht, voor de Nederlandse context:

  • Houdsterverliezen: in puur Nederlandse situaties kan een dochter gevoegd worden, om nadelige consequenties van de houdsterverliesregeling te voorkomen.
  • Deelnemingsrenteaftrekbeperking: een Nederlandse dochtermaatschappij kan gevoegd worden, waardoor de regeling géén toepassing vindt.
  • Verschuiven van activa: in puur Nederlandse situaties kan bij intra group transacties uitstel van betaling van de belasting over vermogenswinsten worden voorkomen via de fiscale eenheid.
  • Niet-kwalificerende beleggingsdeelneming: een buitenlandse deelneming kan geconfronteerd worden met beperking voor de deelnemingsvrijstelling. In Nederland, zou deze gevoegd kunnen worden, waardoor het nadeel (mogelijk) vervalt.

In de praktijk zal blijken, dat er mogelijk nog (veel) meer regelingen zijn, die strijdig zijn met het Groupe Steria arrest.

REACTIE VIA WETGEVING?

Dit arrest zal naar verwachting de wetgever opnieuw aanleiding geven om het Nederlandse fiscale eenheidsregime EU-proof te houden. Wij verwachten een reactie van de wetgever, en mogelijk ook (voorafgaand) een beleidsbesluit vanuit het Ministerie van Financiën.

ADVIES VAN CERVUS

In deze factsheet noemen wij een aantal punten in de Nederlandse wetgeving die mogelijk in strijd zijn met EU-recht, gezien de beslissing in het Groupe Steria arrest. Wij adviseren alle belastingplichtigen met buitenlandse (EU) dochters een inventarisatie te maken van de eventuele gevolgen van dit arrest voor hen, en waar nodig tijdig hun rechten veilig te stellen (bezwaar aantekenen etc.) voor nog openstaande jaren. De adviseurs van Cervus hebben een ruime ervaring op dit gebied. Wij kunnen u van dienst zijn bij een dergelijke inventarisatie.

Cervus Belastingadvies B.V.
Jan Pieter van Eck
+31 (0)6 2616 4880
jpvaneck@cervusbelastingadvies.nl

Maarten Jan Brouwer
+31 (0)6 1493 2773
mjbrouwer@cervusbelastingadvies.nl

Delen: