Kortgeleden werd op dit vlak extra duidelijkheid verschaft door de staatssecretaris. In onze Cervus-factsheet stonden wij stil bij dit besluit en merkten wij op dat aan het besluit wat ons betreft wel enige verduidelijking ontbrak. Op 2 augustus 2021 is er een aanvulling gekomen, die een stukje van die extra verduidelijking geeft. Wat ons betreft ontbreekt er nog steeds het een en ander. Echter, ook dit besluit is voor de praktijk natuurlijk wel bruikbaar. Dit besluit bevat enkele gunstige tegemoetkomingen voor belastingplichtigen. Voor met name de toezichthouders is een standpunt eenmaal gepubliceerd in een beleidsbesluit dan betekent dat, dat belastingplichtigen erop mogen vertrouwen.

SAMENVATTING

Hier volgt eerst een korte samenvatting van waar dit over gaat. Het besluit over btw-heffing voor toezichthouders en leden van diverse commissies werkt terug tot en met de uitspraak van de Europese rechter op 13 juni 2019. Daarom is er vanaf dat moment geen btw meer verschuldigd over de bedoelde werkzaamheden. Bedrijven die door de toezichthouder gefactureerde btw hebben teruggevraagd, behouden hun btw-teruggaaf. Als in die periode nog met btw is gefactureerd, kan de toezichthouder er ook toe besluiten om de factureren achteraf te corrigeren. Voor bedrijven of instellingen die de door de toezichthouder gefactureerde btw niet (volledig) hebben kunnen verrekenen (b.v. banken, verzekeraars en pensioenfondsen), kan dit interessant zijn.

AANVULLING BESLUIT BTW-HEFFING BIJ TOEZICHTHOUDERS, COMMISSARISSEN EN COMMISSIES: INVESTERINGEN

In het oorspronkelijke besluit bleef onbesproken hoe naar de mening van de staatssecretaris de creditering van de gefactureerde btw praktisch gezien uit zou pakken. In principe zou dit nadelig zijn voor de aftrekpositie van de commissaris of toezichthouder. Het besluit geeft nu een goedkeuring voor de periode vanaf 13 juni 2019 tot 7 mei 2021. Commissarissen, toezichthouders en de andere commissieleden die met btw zijn blijven factureren, worden voor die periode nog als btw-ondernemer gezien. Hierdoor kan hun btw-aftrek in stand blijven voor de bedoelde periode. Zij hoeven de btw op kosten die zij in hun btw-aangifte hebben teruggevraagd dus niet terug te betalen aan de Belastingdienst. Dit geldt ook voor zakelijk geëtiketteerde investeringsgoederen, zoals bijvoorbeeld auto’s. Ook als zij achteraf besluiten om de gefactureerde btw te crediteren, hoeft de btw-aftrek niet te worden gecorrigeerd.

Commissarissen, vergelijkbare toezichthouders en commissieleden – die geen andere ondernemersactiviteiten hebben – dienen hun btw-registratie te beëindigen. Ondernemers met aftrekrecht moeten ervoor zorgen dat hun commissarissen geen btw meer factureren. Ten onrechte gefactureerde btw kan namelijk niet meer worden teruggevraagd.

Het besluit is hier te downloaden.

BELANG VOOR DE PRAKTIJK

Vanzelfsprekend is deze aanvulling prettig voor belastingplichtigen. Met name de regeling rondom de investeringsgoederen bij de toezichthouder. Neem bij vragen hierover contact op met uw Cervus-adviseur.

Contact Cervus Belastingadvies

Geert Beuker                +31 (0)6 1177 0709
Jan Pieter van Eck      +31 (0)6 2616 4880

Delen: