Opdrachtgevers en zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) worden beiden verantwoordelijk voor de beoordeling of hun arbeidsrelatie moet leiden tot afdracht van loonbelasting en premies. Door de Wet ‘invoering Beschikking Geen Loonheffingen’ kan de Belastingdienst het onderscheid tussen een dienstverband en ondernemerschap beter handhaven.

De zogenoemde VAR-verklaring die zzp’ers nu via de Belastingdienst kunnen krijgen, is bedoeld om aan te tonen dat zzp’ers meerdere opdrachtgevers hebben en niet teveel afhankelijk zijn van één dominante opdrachtgever. Want dan is volgens de fiscus sprake van verkapte loondienst en moet de opdrachtgever loonheffing en sociale premies inhouden.

Bij de VAR vraagt een ondernemer vooraf een oordeel van de Belastingdienst of zijn inkomen wel of niet wordt beoordeeld als loon. De opdrachtgever is nu niet betrokken bij deze aanvraag en ondervindt bij een VAR-winst uit onderneming of VAR-directeur-grootaandeelhouder geen gevolgen als achteraf blijkt dat geen sprake was van ondernemerschap van de opdrachtnemer, maar van een dienstbetrekking. De financiële consequenties komen in dat geval alleen voor rekening van de opdrachtnemer. Daarnaast is er veel onduidelijkheid bij opdrachtnemers over de gevolgen van de VAR voor hun inkomstenbelastingpositie. Het verkrijgen van een VAR-winst uit onderneming is nog geen garantie dat de inkomsten inderdaad als winst uit onderneming kwalificeren, en de opdrachtnemer de fiscale ondernemersfaciliteiten kan genieten.

Staatssecretaris Wiebes wil opdrachtgevers en zelfstandigen zonder personeel allebei verantwoordelijk maken voor de beoordeling van hun arbeidsrelatie. Op die manier wordt de opdrachtgever betrokken bij de vraag of deze loonbelasting en sociale premies zou moeten afdragen.

Het doel is echter ondernemers te ondersteunen en tegelijkertijd schijnconstructies te bestrijden opdat die mensen de zekerheid krijgen van een dienstverband. Doordat de BGL zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer verantwoordelijk maakt voor de beoordeling van hun arbeidsrelatie kan de Belastingdienst het onderscheid tussen een dienstverband en ondernemerschap beter handhaven.

Bij de aanvraag van een BGL beantwoordt een zzp’er via een webmodule een aantal vragen. Deze vragen zien onder andere op het aantal opdrachtgevers, doorbetaling bij ziekte, aansprakelijkheid voor gemaakte fouten, etc. Als deze vragenreeks tot een beschikking leidt, staat daarin vermeld onder welke voor de opdrachtgever controleerbare voorwaarden de opdracht wordt uitgevoerd. De opdrachtgever dient de beschikking te controleren voordat hij de opdracht daadwerkelijk verstrekt. Als de voorwaarden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd zoals vermeld in de beschikking niet aansluiten bij de daadwerkelijke situatie, loopt de opdrachtgever risico op naheffing, tenzij de opdrachtnemer een nieuwe BGL kan overleggen met een juiste omschrijving van de voorwaarden.

Om zowel opdrachtnemers in staat te stellen tijdig een BGL aan te vragen, als opdrachtgevers de tijd te geven hun procedures aan te passen, zal het wetsvoorstel pas ingaan geruime tijd na plaatsing in het Staatsblad. Tot de ingangsdatum blijft de VAR die betrekking heeft op 2014 geldig (ook in 2015), en hoeft dus geen nieuwe VAR voor 2015 te worden aangevraagd. Wel kan na publicatie van de wet in het Staatsblad alvast een BGL worden aangevraagd.

De adviseurs van Cervus hebben ruime ervaring met het beoordelen van arbeidsrelaties en zijn u dus graag van dienst bij het aanvragen van de BGL en bij het beoordelen van door opdrachtnemers aan u verstrekte BGL’s.

Cervus Belastingadvies B.V.
Maarten Jan Brouwer
+31 (0)6 1493 2773
mjbrouwer@cervusbelastingadvies.nl

Delen: