Bij Cervus adviseren wij (zeer) veel over de zorgvrijstelling in de vennootschapsbelasting (Vpb). Op onze website hebben wij hierover ook al enkele keren gepubliceerd. Zie hiervoor onder meer dit, dit en dit bericht. Over deze zorgvrijstelling deed de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 januari 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:206, een opvallende uitspraak. Zie voor deze uitspraak deze link. Zij heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de winstklem-eis voor de toepassing van de zorgvrijstelling in de vennootschapsbelasting een statutaire kwestie is. Daarbij oordeelde zij ook dat er géén aanleiding bestaat om rekening te houden met de mogelijkheid tot statutenwijziging. Tevens oordeelt deze Rechtbank dat de status van de uiteindelijke aandeelhouders niet van belang is.
IS HET EEN OPVALLENDE UITSPRAAK VOOR ZORGINSTELLINGEN?
Is dit nu een opvallende uitspraak? Ja, vinden wij bij Cervus. Niet alleen is er altijd weinig jurisprudentie over de reikwijdte van deze vrijstelling. Ook is opvallend dat de uitspraak niet in lijn is met de standpunten van de staatssecretaris van Financiën in het zogenaamde Zorgbesluit (meest recente versie hier te downloaden). Immers, in het Zorgbesluit stelt de staatssecretaris dat de winstklem-eis niet alleen een statutaire toets is, maar tevens dat het een feitelijke toets is. Hij werkt dit ook uit in het Zorgbesluit met voorwaarden.
DE ZORGVRIJSTELLING – ONDERDEEL WINSTKLEM-EIS
Indien een zorginstelling aan zowel de werkzaamheden-eis als de winstklem-eis voldoet, is de zorginstelling van rechtswege subjectief vrijgesteld van Vpb. De werkzaamheden-eis vereist dat minimaal 90% van de feitelijke werkzaamheden bestaan uit kwalificerende zorg. Daarnaast vereist de winstklem-eis dat een zorginstelling die niet van publiekrechtelijke aard is de winst ‘uitsluitend kan aanwenden’ ten gunste van een lichaam waarop de zorgvrijstelling van toepassing is, dan wel ten gunste van een algemeen maatschappelijk belang. Dit staat vermeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en artikel 4 Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971. De staatssecretaris van Financiën heeft in het Zorgbesluit opgemerkt dat de winst zowel statutair als feitelijk uitsluitend moet kunnen worden aangewend ten gunste van een kwalificerend lichaam of een algemeen maatschappelijk belang.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK EN HET ZORGBESLUIT
In eerdere factsheets hebben wij al gesteld dat wij van mening zijn dat diverse standpunten in het Zorgbesluit verder gingen dan wetsgeschiedenis en/of jurisprudentie. In die zin is naar onze mening deze uitspraak van de Rechtbank eigenlijk niet verrassend te noemen. Opvallend is het wel, omdat de Rechtbank toch wel heel duidelijk is. De voorwaarden die worden gesteld in het Zorgbesluit door de staatssecretaris gaat op onderdelen ’te ver’ voor een beroep op de zorgvrijstelling. Het feitelijke geschil in deze zaak betrof de vraag op welke wijze ‘uitsluitend kan aanwenden’ voor de toepassing van de winstbestemmingseis moet worden uitgelegd. De inspecteur is van mening dat belanghebbende niet aan de winstklem-eis voldoet, omdat de uiteindelijke aandeelhouders van de zorginstelling natuurlijk personen zijn. Daarnaast wordt betoogd dat de algemene vergadering van aandeelhouders de statuten zou kunnen wijzigen, waardoor behaalde winsten toe kunnen komen aan deze natuurlijk personen. Volgens de mening van de inspecteur is er dan feitelijk geen sprake van een winstklem zoals door de wet is vereist. De Rechtbank oordeelt echter dat het begrip ‘uitsluitend kan aanwenden’ voor de toepassing van de winstklem moet worden uitgelegd op basis van de geldende statuten van belanghebbende. De Rechtbank vindt hiervoor steun in de bekende twee zaken uit 2014 (jurisprudentie inzake een bekende thuiszorginstelling die zich beriep op de zorgvrijstelling) die voor de Hoge Raad kwamen. Volgens de Rechtbank is daaruit op te maken dat de winstklem-eis een puur statutaire toets is. Dit houdt in dat ook feitelijk aan de winstklem-eis wordt voldaan op het moment dat de huidige statuten voldoende waarborgen bevatten. Er is dan géén aanleiding om rekening te houden met een eventuele statutenwijziging op het moment dat de huidige statuten voldoende waarborgen bieden dat aan de winstklem-eis wordt voldaan. En misschien nog wel meer opvallend is dat de Rechtbank de inspecteur ook niet volgt in zijn stelling dat de aandelen moeten worden gehouden door een lichaam dat is vrijgesteld op grond van de zorgvrijstelling. Kortom: het zijn volgens de Rechtbank puur de statutaire bepalingen die leidend zijn voor de beoordeling van de winstklem-eis. Zolang de statuten ongewijzigd zijn, is de zorgvrijstelling van toepassing mits ook aan de werkzaamheden-eis wordt voldaan.
BELANG VOOR DE PRAKTIJK – ANDERE VISIE OP DE REIKWIJDTE VAN DE ZORGVRIJSTELLING?
Kunnen zorginstellingen concreet nu iets met deze uitspraak? Ja, in de zin dat er nu jurisprudentie is die in beginsel voor zou moeten gaan op een beleidsbesluit. Echter, in het feit dat het Zorgbesluit zo uitgebreid is schuilt nu ook juist het ‘probleem’ voor de praktijk. Het is maar zéér de vraag of belastinginspecteurs opvolging zullen geven aan de beslissing van deze Rechtbank of dat ze vast blijven houden aan de ‘werkinstructie’ die zij hebben gekregen van de staatssecretaris. Dit moet afgewacht worden.
Voor nu is voorlopig van belang dat een Rechtbank – ook ná publicatie van het Zorgbesluit – in principe de oude lijn in de jurisprudentie en wetsgeschiedenis blijft volgen. Vanwege het belang voor de uitvoeringspraktijk en het gepubliceerde beleid is het de verwachting van Cervus dat het vrijwel zeker is dat er hoger beroep wordt aangetekend en waarschijnlijk ook dat er – wat het gerechtshof te zijner tijd ook zal beslissen – cassatie bij de Hoge Raad zal worden aangetekend.
Eind 2019 ten tijde van publicatie van het Zorgbesluit was het de bedoeling dat er meer duidelijkheid voor de praktijk zou komen. Nu, iets meer dan twee jaar later, is al duidelijk dat standpunten in het Zorgbesluit niet worden gevolgd door rechters.
Voor vragen over deze zaak kunt u contact opnemen met Cervus.
Cervus Tax Lawyers
Jan Pieter van Eck
jpvaneck@cervustax.nl
© Copyright 2022 – voorwaarden – privacy statement – website by Advice